5.2
Brandstofsysteem
Speciale veiligheidsvoorschriften
Brandstof tanken
A
afb. 66: Brandstofvuldop
BA DT23 nl - Editie 1.0 * dt23b510.fm
• Bij het gebruik van brandstof is voorzichtigheid geboden. Verhoogd brandgevaar!
• Voer werkzaamheden aan het brandstofsysteem nooit in de buurt van open vuur of
ontvlambare vonken uit!
• Rook niet bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem en bij het tanken!
• Schakel de motor vóór het tanken uit en trek de contactsleutel uit het slot!
• Vul brandstof niet bij in afgesloten ruimten!
• Veeg gemorste brandstof meteen weg!
• Houd de machine schoon om de kans op brand te verkleinen!
De brandstofvulopening A bevindt zich aan de linkerkant van de machine.
Gevaar
!
Bij gebruik van brandstof bestaat groot
gevaar voor brand en vergiftiging!
☞
Niet in gesloten ruimten tanken.
☞
Werkzaamheden aan de brandstofinstallatie nooit in de buurt van open
vuur of vonken houden.
☞
Roken en bezig zijn met vuur verboden!
Milieu!
Uitlopende brandstof in een geschikt vat opvangen en milieuvriendelijk verwijderen!
Aanwijzing!
De brandstoftank mag niet volledig leeggereden worden, omdat er daardoor lucht
in het brandstofsysteem gezogen wordt. Hierdoor zou het brandstofsysteem ont-
lucht moeten worden.
– zie hoofdst.
Brandstofsysteem ontluchten op pagina 5-6
Aanwijzing!
Aan het einde van elke werkdag de tank met de correcte brandstofsoort vullen. Dit
voorkomt dat er zich tijdens de nacht condenswater in de brandstoftank vormt. De
tank niet volledig vullen, een beetje ruimte overlaten, zodat de brandstof zich kan
uitzetten.
Onderhoud
5-3