1.5
Veiligheid tapwater
1.6
Hydraulische veiligheid
1.7
Aanbevelingen voor de installatie
7684556 - V03 - 22052018
Overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften is er een op 0,7 MPa (7 bar)
geijkte veiligheidsklep op de sanitair koudwateringang van de boiler
gemonteerd.
Een drukregelaar (niet meegeleverd) is vereist wanneer de aanvoerdruk
hoger is dan 80% van de kalibratie van de veiligheidsklep of
veiligheidsgroep en deze zich moet stroomopwaarts van het apparaat
bevinden.
Er mag zich geen enkele vorm van afsluiter bevinden tussen de
veiligheidsklep of -groep en de sanitair-warmwaterboiler.
De hydraulische installatie moet onder alle omstandigheden in staat zijn
om een minimaal debiet te verzekeren.
Verwarmingswater en sanitair water mogen nooit met elkaar in contact
komen. Sanitair water mag niet in de warmtewisselaar circuleren.
Maximumtemperatuur bij het tappunt: de maximale temperatuur van
sanitair warmwater bij het tappunt is onderworpen aan speciale
voorschriften in de verschillende landen waar dit apparaat wordt verkocht
om de consument te beschermen. Bij installatie van het apparaat moeten
deze speciale voorschriften worden opgevolgd.
Wees voorzichtig met het sanitair warmwater. Afhankelijk van de
warmtepompinstellingen kan de temperatuur van sanitair warmwater
hoger dan 65 °C worden.
Om het gevaar voor brandwonden door heet water te beperken moet er
een thermostatische mengkraan in de vertrekleiding van het sanitair
warmwater worden opgenomen.
Voor de hydraulische aansluiting is het absoluut noodzakelijk de normen
en de lokale voorschriften in acht te nemen.
Als er radiatoren rechtstreeks zijn aangesloten op het verwarmingscircuit:
installeer een differentieelklep tussen de binnenmodule en het
verwarmingscircuit.
Installeer wateraftapkranen tussen de binnenmodule en het
verwarmingscircuit.
Voeg geen chemische middelen toe aan het verwarmingswater zonder
een vakman op het gebied van waterbehandeling te hebben
geraadpleegd. Bij voorbeeld: antivries, waterontharders, pH-verhogende
of verlagende middelen, chemische toevoegmiddelen en/of inhibitoren.
Deze kunnen leiden tot storingen in de warmtepomp en beschadiging van
de warmtewisselaar.
Installeer de binnenmodule van de warmtepomp in een vorstvrije ruimte.
Breng isolatie om de leidingen aan om warmteverlies tot een minimum te
beperken.
Breng koelolie aan op de gerilde delen om het vastdraaien te
vergemakkelijken en de afdichting te verbeteren.
Bewaar dit document dicht bij de plaats waar het apparaat is geïnstalleerd.
Breng geen wijzigingen aan de warmtepomp zonder schriftelijke
toestemming van de fabrikant.
Om te profiteren van de verlengde garantiedekking mogen er geen
wijzigingen aan het apparaat worden aangebracht.
Installeer de binnen- en buitenunits van de warmtepomp op een stevige,
stabiele structuur die het gewicht ervan kan dragen.
Installeer de warmtepomp niet in een ruimte waarin een hoog zoutgehalte
heerst.
1 Veiligheidsinstructies en aanbevelingen
7