6 Installatie
Afb.30
4
Afb.31
Ø32
1
6.6
Koelaansluitingen
36
2. Installeer een automatische ontluchter op het hoogste punt van het
verwarmingscircuit.
3. Bereken het watervolume in het verwarmingscircuit en controleer het
volume van het geselecteerde expansievat aan de hand van DTU65–
11. Gebruik de maximumtemperatuur van het circuit in
verwarmingsbedrijf of, als dat niet kan, een minimumtemperatuur van
55 °C. Als het volume van het geïntegreerde 8-liter expansievat niet
voldoende is, voeg dan een extern vat toe aan het verwarmingscircuit.
4. Sluit de verwarmingsretourleiding voor de binnenmodule aan door de
complete buis en manometer te integreren die met de binnenmodule
werden meegeleverd.
5. Sluit de verwarmingsuitgang voor de binnenmodule aan.
Opgelet
Bij het aansluiten van het verwarmingscircuit moet de aansluiting
MW-1001199-1
aan het binnenmodule-uiteinde met een sleutel worden
tegengehouden om te voorkomen dat de buis in het apparaat
wordt doorboord.
Opgelet
Op een direct circuit met radiatoren met thermostaatkranen moet
een differentieelklep worden geïnstalleerd om debiet te
garanderen. In geval van standaardkranen moet een radiator
permanent geopend zijn zodat het water kan circuleren en om
voor een minimumdebiet te zorgen.
6.5.3
Aansluiten van de afvoerpijp van de veiligheidsklep
1. Sluit de afvoerbuis aan op de riolering.
Opgelet
De afvoerbuis van de veiligheidsklep of -groep mag niet
geblokkeerd zijn.
MW-1001200-1
6.6.1
De koelverbindingen voorbereiden
Gevaar
Alleen een bevoegd vakman kan de installatie uitvoeren volgens
de huidige wetgeving en normen.
Om uitwisseling tussen de binnenmodule en de buitenunit mogelijk te
maken 2 koelingkoppelingen monteren: aanvoer en retour.
Overeenkomstig richtlijn L. 517/2014 moet de apparatuur door een
erkende monteur worden geïnstalleerd indien deze meer dan twee
kilogram koudemiddel bevat of indien een koppeling van
koudemiddelleidingen nodig is (zoals bij gescheiden systemen, zelfs
indien voorzien van een snelkoppeling).
1. Installeer de koelleidingen tussen de binnenmodule en de buitenunit.
2. Gebruik bochten met een straal van minimaal 100 tot 150 mm.
3. Houd de minimum en maximum afstanden aan tussen de
binnenmodule en de buitenunit.
4. Snijd de leidingen met een pijpsnijder en verwijder bramen.
5. Draai de hoek van de opening van de pijp naar beneden zodat er
geen deeltjes kunnen binnendringen en om olie-sifon situaties te
vermijden.
7684556 - V03 - 22052018