7 Inbedrijfstelling
7.3
Procedure voor inbedrijfstelling
Afb.60
Inschakelen
4
MW-1001277-1
Afb.61
Taal selecteren
Italiano
English
Nederlands
Français
Deutsch
60
Opgelet
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een
erkend installateur.
1. Monteer alle panelen en afdekkingen op de binnenmodule en
buitenunit.
2. Schakel de stroomonderbreker van de binnenmodule en de buitenunit
in op het schakelpaneel door deze in de I -stand te zetten.
3. Schakel indien nodig de elektrische back-up-stroomonderbreker in op
het schakelpaneel door deze in de II-stand te zetten.
4. Druk op de aan/uit-schakelaar.
De warmtepomp is ingeschakeld. Het welkombericht wordt
weergegeven.
5. Selecteer land en taal.
6. Configureer de functie Zomer/wintertijd.
7. Selecteer de datum en tijd.
8. Stel de CN1 en CN2 configuratienummers in overeenkomstig de tabel
hieronder. De waarden zijn ook beschikbaar op het gegevensplaatje
van de binnenmodule.
De CN configuratienummers geven het type buitenunit en het type
bijverwarming aan dat aanwezig is in de installatie.
MW-6000659-2
9. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
10. De warmtepomp begint zijn opstartcyclus.
7.3.1
CNF configuratienummers
Met CNFconfiguratienummers kan de warmtepomp worden
geconfigureerd afhankelijk van het type bijverwarming en het vermogen
van de geïnstalleerde buitenunit.
Tab.49
Waarde van de CN1 en CN2 parameter met een hydraulische
bijverwarming
Vermogen van de buitenunit
4,5 kW
6 kW
8 kW
11 kW
16 kW
22 kW
27 kW
Tab.50
Waarde van de CN1 en CN2 parameter met een hydraulische
bijverwarming
Vermogen van de buitenunit
4,5 kW
6 kW
8 kW
11 kW
16 kW
22 kW
27 kW
CN1
CN2
2
11
4
11
6
11
8
11
10
11
12
11
14
11
CN1
CN2
1
11
3
11
5
11
7
11
9
11
11
11
13
11
7684556 - V03 - 22052018