Ruitenwissers
Werking wisser-/sproeiersysteem, voorruit.
Duimwiel
Regensensor, Aan/Uit
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitgescha-
keld als de hendel in stand 0 staat.
Enkele slag
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Intervalstand
U kunt het interval tussen de wis-
slagen zelf instellen. Draai het
duimwiel omhoog voor een korter
wisinterval. Draai het omlaag om
het interval te verlengen.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op normale
snelheid.
De wissers bewegen op hoge snel-
heid.
BELANGRIJK
Controleer alvorens de ruitenwissers tijdens
de winter in te schakelen of de wisserbladen
niet zijn vastgevroren en de voorruit (als-
mede de achterruit) sneeuw- en ijsvrij zijn.
BELANGRIJK
Spuit een ruime hoeveelheid ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit, wanneer de ruiten-
wissers werken. De voorruit moet nat zijn bij
gebruik van de ruitenwissers.
Rechter stuurhendel
Regensensor*
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoelig-
heid van de regensensor is in te stellen met het
duimwiel.
Draai het duimwiel omhoog voor een grotere
gevoeligheid of omlaag voor een lagere gevoe-
ligheid. (De wissers maken een extra slag, als
u het duimwiel omhoog draait).
Aan/Uit
Om de regensensor te activeren dient de trans-
pondersleutel in stand I of II te staan en de rui-
tenwisserhendel in stand 0 (niet geactiveerd).
U activeert u de regensensor door:
Druk op de knop. Het lampje in de knop
gaat branden om aan te geven dat de
regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de vol-
gende manieren weer uit:
•
Druk op de knop. Het lampje in de knop
dooft.
•
Haal de hendel omlaag naar een ander wis-
programma. Als u de hendel omhoogduwt,
blijft de regensensor actief. De wissers
maken een extra slag en keren terug naar
de regensensorstand, wanneer u de hen-
del laat terugveren naar stand 0.
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02
63