Advertenties
Expansievat en installatiedruk controleren
Opmerking
Bij koude installatie controleren.
1. Installatie leegmaken of kapventiel aan het expan-
sievat sluiten. Druk afbouwen tot de manometer "0"
aangeeft.
2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan
de statische druk van de installatie: Stikstof bijvul-
len tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kPa)
hoger is.
Waterkwaliteit controleren
De hoeveelheid bijvulwater en de totale hardheid van
het voedings- en ketelwater in de tabel in de bijlage
noteren (pagina 105).
Eisen aan de waterkwaliteit, zie pagina 103.
Mengklep op soepele beweging en dichtheid controleren
1. Motorhendel lostrekken van de mengklephand-
greep.
2. Mengklep controleren op soepele werking.
Alle verwarmings- en tapwateraansluitingen op lekkage controleren
Veiligheidskleppen op werking controleren
Brander monteren
Brander in de omgekeerde volgorde opnieuw monte-
ren.
■
Brander tot 80 kW zie pagina 18.
■
Brander 120 tot 160 kW zie pagina 19.
Brander vanaf 200 kW zie pagina 20.
■
Elektrische aansluitingen op vastzitten controleren
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
3. Water bijvullen tot de vuldruk bij een afgekoelde
installatie 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kPa) hoger is
dan de voordruk van het expansievat.
Toegel. werkingsdruk: 6 bar (0,6 MPa)
Minimale werkingsdruk: 1 bar (0,1 MPa)
Opmerking
De minimale werkdruk is vereist voor een veilige
werking. Deze kan gegarandeerd worden door een
minimumdrukbewaker (door de installateur). Bij
installaties met meerdere ketels is één minimum-
drukbewaker (door de installateur) per installatie
vereist.
De totale hardheid van het voedings- en bijvulwater
mag de richtwaarden conform VDI 2035 (zie
pagina 103) niet overschrijden.
De pH-waarde moet tussen 8,2 en 10,0 liggen.
3. Mengklep controleren op lekkage. Bij lekkage O-
ring vervangen.
4. Motorhendel inklikken.
Brander plaatsen. Schroeven handvast vastdraaien.
Schroeven kruiselings vastdraaien, aanhaalmoment 10
Nm.
29
Advertenties
