8 Automatische AE-scherptediepte
Met deze modus verkrijgt u automatisch een bredere scherptediepte tussen een
onderwerp dat zich dichtbij bevindt en een onderwerp dat zich verderaf bevindt. Deze
modus is handig voor groepsfoto's en landschappen. De camera gebruikt de negen
AF-punten om de dichtstbijzijnde en verst verwijderde onderwerpen scherp te stellen.
* <8> betekent automatische scherptediepte.
¡
De modus <8> is niet beschikbaar als de focusinstellingsknop van de
lens is ingesteld op <MF>. Het resultaat is hetzelfde als bij de modus <d>.
¡
Als de " 30" "-sluitertijd knippert, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-waarde.
¡
Wanneer de "8000"-sluitertijd knippert, is er sprake van overbelichting.
Verlaag de ISO-waarde.
¡
Wanneer de diafragmawaarde knippert, betekent dit dat het belichtingsniveau
goed is, maar dat de gewenste scherptediepte niet kan worden bereikt.
Gebruik een breedhoeklens of ga verder van het onderwerp afstaan.
¡
In deze opnamemodus kunt u niet zo maar de sluitertijd en het diafragma wijzigen. Houd
de camera stil of gebruik een statief wanneer de camera een trage sluitertijd instelt.
¡
Als u de flitser gebruikt, is het resultaat hetzelfde als wanneer u <d>
met flits gebruikt.
82
1
Stel het programmakeuzewiel in
op <8>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
¡
Beweeg het AF-punt over het onderwerp
en druk de ontspanknop half in. ( 0 )
¡
Alle onderwerpen die onder de AF-
punten vallen die rood knipperen,
worden scherpgesteld.
¡
Houd de sluiterknop half ingedrukt en
druk op de knop Preview scherptediepte
(p.79) om de scherptediepte te zien
(bereik van acceptabele focus).
3
Maak de opname.
¡
Als de belichtingsinstelling niet
knippert, is de belichting goed.