3
Aangepaste witbalansN
Bij de aangepaste witbalans fotografeert u een wit object dat als basis
wordt gebruikt voor de instelling van de witbalans. Wanneer u deze
opname selecteert, worden de desbetreffende witbalansgegevens
geïmporteerd voor de witbalansinstelling.
Deelmeting
1
Druk op de knop <E>.
2
Selecteer de persoonlijke witbalans.
¡
Kijk op het LCD-paneel en draai aan het
< 5 >-instelwiel om <
3
Fotografeer een wit object.
¡
Het effen witte object moet de cirkel
van de deelmeting vullen.
¡
Stel de focusinstellingsknop op de
lens in op <MF> en stel vervolgens
handmatig scherp. (p.70)
¡
Selecteer een witbalansinstelling. (p.50)
¡
Zorg er bij het fotograferen van het
witte object voor dat een
standaardbelichting wordt verkregen.
4
Selecteer [Handmatige witbalans].
¡
Draai het instelwiel <5> om [z
Handmatige witbalans] te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
s
Het scherm voor handmatige
witbalans wordt weergegeven.
5
Selecteer de opname.
¡
Draai aan het instelwiel <5> om de
opname in stap 3 te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
s
De witbalansgegevens van de
afbeelding worden geïmporteerd en
het menu wordt weer weergegeven.
9
(
)
> te selecteren.
O
51