5
Sport
6
Nachtopnamen
7
Flitser uit
Gebruik in de modus < 6 > een statief om te voorkomen dat de camera beweegt. Gebruik in
de modi < 3 > of < 7 >, als de sluitertijdweergave knippert, kan de camera bewegen.
Gebruik deze opnamestand wanneer u bij
snelbewegende onderwerpen de actie wilt vastleggen.
¡
Eerst volgt de camera het onderwerp met het
middelste AF-punt. Focustracering volgt het
onderwerp vervolgens met de negen AF-punten.
¡
Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt, blijft de camera
scherpstellen voor het maken van continu-opnamen.
¡
Het gebruik van een telelens wordt aanbevolen.
¡
Wanneer het onderwerp is scherpgesteld, hoort u
een zachte pieptoon.
s
De AF-modus wordt automatisch ingesteld op
< Z >, de transportmodus wordt ingesteld op
< i >, en de lichtmeetmodus wordt ingesteld op < q >.
Deze modus is voor het fotograferen van personen in
het schemerlicht of 's nachts. De flitser belicht het
onderwerp terwijl een langzame synchronisatiesnelheid
voor een natuurlijke belichting van de achtergrond zorgt.
¡
Gebruik de modus <3> wanneer u alleen een
nachtopname wilt maken zonder personen.
¡
Vraag het onderwerp ook na de flits nog even stil te blijven staan.
s
De AF-modus wordt automatisch ingesteld op
< X >, de transportmodus wordt ingesteld op
< u >, en de lichtmeetmodus wordt ingesteld op < q >.
U kunt de flitser uitschakelen wanneer u deze niet wilt gebruiken.
¡
De ingebouwde flitser of een eventuele externe
Speedlite flitst niet.
s
De AF-modus wordt automatisch ingesteld op
< 9 >, de transportmodus wordt ingesteld op
< u >, en de lichtmeetmodus wordt ingesteld op < q >.
Basisgebruik-modi
43