RIJDEN MET UW VOERTUIG
stuurimpulsen. Houd rempedaal, voetsteunen, vloerplaten, rem- en gashendels
altijd sneeuw- en ijsvrij. Veeg regelmatig de sneeuw van de zitting, handgrepen,
kop- en achterlichten en reflectoren.
De sneeuw kan rotsen, boomstronken of andere objecten verhullen of kan zo
diep liggen dat het voertuig onbruikbaar is omdat het vast zou komen te zitten
of helemaal geen tractie meer zou hebben in de sneeuwbrij. Kijk ver voor u uit
en wees altijd alert voor zichtbare hints die kunnen wijzen op de aanwezigheid
van zulke obstakels. Rijd er in geval van twijfel rond. Vermijd rijden op bevroren
waterpartijen als u nog niet hebt gecontroleerd of het ijs voldoende sterk is om de
ATV, de opzittenden en de lading veilig te dragen. Vergeet niet dat een bepaalde
ijsdikte wel kan volstaan om een sneeuwscooter te dragen, maar niet voor een
ATV van hetzelfde gewicht, omdat het dragende contactoppervlak van de vier
wielen kleiner is dan dat van een sneeuwscooterrolband en ski's.
Denk eraan: met een passagier rijden heeft een weerslag op de besturing en de
stabiliteit van uw voertuig. Probeer met een passagier dus nooit manoeuvres uit
te voeren waardoor het voertuig kan gaan schuiven en de passagier, na een abrup-
te stilstand, kan worden afgeworpen en/of het voertuig kan gaan rollen of kantelen.
Draag voor een maximaal comfort en bescherming tegen bevriezing altijd bescher-
mende kledij en ATV-uitrusting die aangepast is aan de weersomstandigheden
waaraan u tijdens uw rit zult worden blootgesteld.
Maak er een goede gewoonte van op het einde van de rit alle sneeuw- en ijsafzet-
tingen van de carrosserie en alle bewegende onderdelen (remmen, onderdelen
van het besturingssysteem, aandrijflijnen, bedieningselementen, radiatorventi-
lator enz.) te verwijderen. Natte sneeuw zal immers aanvriezen tot ijs zodra de
motor is afgezet en zal moeilijker te verwijderen zijn bij de volgende inspectie voor
het vertrek.
Rijtechnieken
Wanneer u sneller rijdt dan de omstandigheden toelaten, kunt u verwondingen op-
lopen. Geef maar net genoeg gas om veilig vooruit te komen. Uit statistieken blijkt
dat snel genomen bochten vaak tot ongelukken en verwondingen leiden. Vergeet
nooit dat dit voertuig zwaar is! Als het met zijn volle gewicht op u valt kunt u mak-
kelijk gekneld raken.
Dit voertuig dient niet om te springen. Het is ook niet in staat de energie op
te vangen die vrijkomt bij manoeuvres zoals springen en die mogelijk op u, de
bestuurder, zal worden overgebracht. Als u op twee wielen probeert te rijden kan
uw voertuig kantelen en op u terechtkomen. Deze beide stunts zijn erg gevaarlijk
voor u en moeten tot elke prijs worden vermeden.
Om uw voertuig goed onder controle te houden, dient u uw beide handen aan het
stuur te houden, waar u alle bedieningselementen binnen handbereik heeft. Dit
geldt ook voor uw voeten. Om het gevaar op letsel aan benen of voeten tot een
minimum te beperken, moet u uw voeten altijd op de voetsteunen houden. Draai
uw tenen niet naar buiten en steek uw voeten niet uit in bochten, anders kunnen
ze klappen krijgen, aan obstakels op de weg blijven haken of met de wielen in
contact komen.
________
_______
51
VEILIGHEIDSINFORMATIE