11. Handen, voeten, haar en losse kleding uit de
buurt houden van het afvoergedeelte van
werktuigen, de onderkant van de maaier of
bewegende onderdelen terwijl de motor loopt.
12. Stop de motor alvorens de grasvangbak te
verwijderen of de afvoertunnel te ontstoppen.
13. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
14. Gebruik de machine niet als u onder de invloed
van alcohol, drugs of medicijnen verkeert.
15. Let op het verkeer als u in de buurt van een weg
werkt of een weg oversteekt.
16. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de machine op
een aanhanger of vrachtwagen laadt.
17. De machine of werktuigen die nog heet van
werken kunnen zijn niet aanraken. Alle delen
eerst laten afkoelen alvorens onderhoud te
plegen, of af te stellen.
Werken op hellingen
Hellingen brengen grote risico's met zich mee van
verlies van de macht over het stuur of omslaan, die
ernstig en mogelijk fataal letsel kunnen veroorzaken.
Ga op hellingen extra voorzichtig te werk. Als u niet
achteruit tegen de helling op kunt rijden, of u voelt
zich niet vertrouwd op de helling, maai die dan niet.
DOEN
Hellingen van meer dan 5 heuvelop- en
heuvelafwaarts maaien, niet dwars.
Op hellingen van meer dan 10 altijd
heuvelafwaarts maaien, nooit heuvelopwaarts.
Als u een steile helling moet oprijden, rijd dan
achteruit tegen de helling op. Rijd vooruit de
heuvel af en houd de machine in de versnelling.
Verwijder obstakels zoals stenen, takken enz. uit
het maaigebied. Kijk uit voor kuilen, sporen of
bulten, omdat de machine op ongelijk terrein kan
omslaan. In hoog gras kunnen obstakels
onzichtbaar zijn.
Rijd langzaam en in een lage versnelling, zodat u
niet hoeft te stoppen of te schakelen terwijl u op
de helling rijdt.
Volg de aanbevelingen van de fabrikant voor
wielgewichten of contragewichten op, ten
behoeve van een goede stabiliteit.
Let goed op bij montage van grasvangers of
andere werktuigen. Hierdoor kan de stabiliteit
van de machine veranderen.
Houd alle bewegingen op hellingen langzaam en
geleidelijk. Nooit snel van snelheid of richting
veranderen.
Vermijd optrekken of stoppen op een helling.
Als de banden geen grip hebben, de maaimessen
uitschakelen en langzaam recht de heuvel af
rijden.
NIET DOEN
De machine niet op heuvels of hellingen van
meer dan 15 gebruiken.
Vermijd wenden op hellingen. Als dat toch nodig
is, langzaam en geleidelijk heuvelafwaarts
wenden, indien mogelijk.
Niet maaien in de buurt van randen met
hoogteverschil, sloten of oevers. De machine kan
omslaan als een wiel over een rand gaat of als
een rand instort.
Niet maaien op nat gras. De verminderde tractie
kan wegglijden veroorzaken.
Nooit proberen de machine tegen te houden door
een voet op de grond te zetten.
Op steile hellingen geen grasvanger gebruiken.
Door een zware graszak kunt u de macht over
het stuur verliezen of kan de machine omslaan.
Veiligheid
3