Functieomschrijving
Functie "Hulpfrequentie"
Functie "Debiet"
Functie "Niveauschakelaar"
Functie "Pauze"
Functie "Stop"
Functie "Aanzuigen"
6.6 Relais (optioneel)
Optie "Storingsmeldrelais"
Optie "Storingsmeld- en taktgeefrelais"
Optie "Automatische ontluchting"
22
Hiermee kunt u in het menu
instelbare slagfrequentie, via de bus "Externe aansturing". Deze hulpfre‐
quentie heeft voorrang op de slagfrequentie-instellingen van de bedrijfs‐
modussen.
Wanneer er een doseerbewaking is aangesloten, wordt door deze functie
bij de doseerwijze "pulserend" na elke individuele slag het debiet bewaakt.
Het aantal foute slagen vanaf welke de pomp moet worden uitgeschakeld
kunt u instellen in het menu
De volgende functies zijn standaard beschikbaar:
Informatie over het vulniveau in de doseertank wordt aan de pomp
gemeld. Daarvoor moet een tweetraps niveauschakelaar zijn geïnstal‐
leerd; deze wordt op de bus "Niveauschakelaar" aangesloten.
De pomp kan via de bus "Externe aansturing" op afstand worden stop‐
gezet.
De volgende functies kunnen via drukken op een toets worden ingescha‐
keld:
De pomp kan zonder deze los te koppelen van het stroomnet worden
stopgezet door op de toets
Aanzuigen (korte tijd doseren met maximale frequentie) kunt u door gelijk‐
[pijltoetsen] te drukken.
tijdig op beide
De pomp beschikt over aansluitmogelijkheden voor meerdere opties:
Via dit relais kan bij foutmeldingen of waarschuwingsmeldingen (bijv.
„Niveauwaarschuwing" ) een stroomcircuit worden gesloten (bijv. voor een
alarmhoorn).
Het relais kan later worden ingebouwd via een opening in de pompvoet;
zie de installatiehandleiding "Relais later inbouwen".
Dit gecombineerde relais kan, aanvullend op de functie van storingsmel‐
drelais, via het taktgeefrelais bij elke slag een contact genereren.
Het relais kan later worden ingebouwd via een opening in de pompvoet;
zie de installatiehandleiding "Relais later inbouwen".
De functie "Ontluchting" is bedoeld voor het aangestuurd ontluchten van
de doseereenheid wanneer de pomp beschikt over de optie "Automatische
ontluchting". De optie "Automatische ontluchting" kan later worden inge‐
bouwd, onder meer via een opening in de bedieningseenheid.
Er zijn twee versies:
Versie met slechts 1 relais: voor het aansturen van het ontluchtings‐
n
ventiel.
Versie met 2 relais: een relais voor het aansturen van het ontluch‐
n
tingsventiel en een relais dat vrij beschikbaar is.
„Instellingen " overschakelen op een vast
„Instellingen" .
[STOP/START] te drukken.