10. Het zoeken en oplossen van storingen
10.1 Storing, oorzaak en
oplossing
Waarneming
Parameter zal niet
geaccepteerd worden
-Loc
De display is niet
Geen
verlicht.
F1 (Faseverlies)
F2 (Thermische motor-
beveiliging)
De motor draait niet
F3 (Softstarter
oververhit)
F4 (Starttijd
stroombegrenzing
verstreken)
F5 (Geblokkeerde rotor)
CG Drives & Automation 01-5924-03r1
Storingsindicatie
Als parameter 240, "Parameterset" is
ingesteld op "0", is het systeem
geconfigureerd voor externe bediening
van parameterset.. De meeste
paramaters mogen in deze modus niet
gewijzigd worden.
Tijdens start, stop en laag toerental is
het wijzigen van parameters niet
toegestaan.
Als de besturingsbron seriële
communicatie is, is het onmogelijk om
parameters vanaf het toetsenbord te
veranderen en vice versa.
Sommige menu's bevatten alleen
uitleeswaarden en geen parameters.
Bedienpaneel is geblokkeerd voor
instellingen.
Geen stuurspanning
Zekering defect
Geen netvoeding
PTC-aansluiting wellicht open.
Wellicht onjuiste nominale
motorstroom ingevoerd in menu [211].
Omgevingstemperatuur te hoog.
Inschakelduur softstarter
overschreden.
Kan ventilatorstoring zijn.
Parameters voor stroombegrenzing zijn
misschien niet afgestemd op de last en
de motor.
Er zit iets vast in de machine of
misschien kapotte kogellager in de
motor.
Oorzaak
Zet menu 240 'parameter set' op een
waarde tussen "1" en "4" en dan is het
mogelijk om elke parameter te
veranderen.
Stel de parameters in tijdens een
stilstand of als de motor op volle toeren
draait.
Verander parameters vanuit de huidige
besturingsbron.
Uitleeswaarden kunnen niet worden
gewijzigd. In Tabel 15 staat bij
uitleesmenu's '----' in de kolom voor
fabrieksinstelling.
Deblokkeer het bedienpaneel door ten
minste 3 seconden op de knoppen
"NEXT" en "ENTER" te drukken.
Zet de stuurspanning aan.
Vernieuw de zekering
Zet de netvoeding aan.
Controleer de PTC-ingang als gebruik
wordt gemaakt van PTC-beveiliging.
Bij gebruik van interne motorbeveiliging
kunt u wellicht een andere thermische
beveiligingsklasse gebruiken (menu
[222]).
Laat de motor afkoelen en start
opnieuw op.
Controleer kastventilatie.
Controleer het formaat van de kast.
Maak de koelribben schoon.
Als de ventilator(en) niet goed werkt/
werken, neemt u contact op met uw
plaatselijke verkooporganisatie.
Verhoog de starttijd (menu [315]) en/of
de stroombegrenzing bij start (menu
[314]).
Controleer de machine en de kogel-
lagers van de motor. Misschien kan
Rotor vast-tijd langer ingesteld worden
(menu [229]).
Het zoeken en oplossen van storingen
Oplossing
107