Richtingaanwijzer
De richtingaanwijzers van de auto zijn te
bedienen met de linker stuurhendel. De rich-
tingaanwijzers knipperen driemaal of blijven
knipperen, afhankelijk van hoe ver u de hendel
omhoog- of omlaaghaalt.
Richtingaanwijzer.
Korte serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar de eerste stand en laat de hendel
vervolgens los. De richtingaanwijzers lich-
ten driemaal op. U kunt het systeem acti-
veren/deactiveren in het menusysteem
MY CAR, zie MY CAR (p. 107).
Onafgebroken serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar de tweede stand.
De hendel blijft in deze stand staan en kan
handmatig in de uitgangspositie teruggezet
03 Instrumenten, schakelaars en bediening
worden of veert automatisch terug bij het
terugdraaien van het stuurwiel.
Richtingaanwijzersymbolen
Voor de richtingaanwijzersymbolen, zie
Instrumentenpaneel - betekenis controlesym-
bolen (p. 64).
Gerelateerde informatie
•
Alarmlichten (p. 86)
Interieurverlichting
De interieurverlichting is te activeren/deacti-
veren met de knoppen van de bedieningspa-
nelen aan het plafond voor- en achterin.
Knoppen op plafondconsole voor bediening
leeslampjes en interieurverlichting voorin.
Leeslampje linkerzijde
Leeslampje rechterzijde
Interieurverlichting
Alle verlichting in het interieur kan handmatig
in- en uitgeschakeld worden binnen 30 minu-
ten nadat:
•
de motor is afgezet en het elektrische
systeem van de auto in 0 staat
•
de auto ontgrendeld is zonder dat de
motor is gestart.
03
87