03 Instrumenten, schakelaars en bediening
Boordcomputer
De boordcomputer van de auto kan tijdens
het rijden informatie registreren, berekenen en
tonen.
De functies en het uiterlijk van de boordcom-
puter verschillen afhankelijk van de vraag of
het instrumentenpaneel er een van het type
"Analog" of "Digital" is:
03
•
Boordcomputer - instrumentenpaneel
'Analog' (p. 109)
•
Boordcomputer - instrumentenpaneel
'Digital' (p. 113)
Na de automatische activering van het instru-
mentenpaneel bij ontgrendeling zijn bediening
en instelling meteen mogelijk. Als u na het
openen van het bestuurdersportier niet bin-
nen ca. 30 seconden op een van de boord-
computerknoppen drukt, dooft het instru-
ment, waarna om opnieuw de boordcomputer
te kunnen bedienen eerst sleutelstand II (p.
71) of motorstart vereist is.
N.B.
Als er een waarschuwingsmelding ver-
schijnt tijdens het gebruik van de boord-
computer, dient u deze melding eerst te
bevestigen voordat u de boordcomputer
weer kunt activeren.
•
Bevestig deze melding door de knop
OK op de richtingaanwijzerhendel kort
in te drukken.
*
108
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Groepsmenu's
De boordcomputer heeft twee verschillende
groepsmenu's:
•
Functies
•
Rubriek op instrumentenpaneel
De functies of alternatieve rubrieken van de
boordcomputer volgen elkaar op in elk hun
eigen lus (loop).
Gerelateerde informatie
•
Boordcomputer - rijstatistiek* (p. 117)
•
Boordcomputer - aanvullende informatie
(p. 116)