06 Sloten en alarm
||
Bij lang indrukken worden alle ruiten tegelij-
kertijd geopend (zie ook Doorluchtfunctie (p.
173)).
De gelijktijdige ontgrendeling van alle portie-
ren is dusdanig te wijzigen dat bij eenmaal
indrukken van de knop eerst het bestuurders-
portier ontgrendeld wordt en bij de tweede
maal indrukken – één en ander binnen 10
seconden – de resterende portieren te ont-
grendelen.
U kunt de functie wijzigen in het menusys-
teem MY CAR. Voor een beschrijving van het
menusysteem, zie MY CAR (p. 107).
Duur naderingslicht – Bestemd om de
verlichting van de auto op afstand in te scha-
kelen. Voor meer informatie, zie Approach-
verlichting (p. 89).
Achterklep – Ontgrendelt alleen de ach-
terklep en deactiveert de alarmfunctie voor de
achterklep. Voor meer informatie, zie Vergren-
06
delen/ontgrendelen - achterklep (p. 174). Bij
auto's met elektrische achterklepbediening
(p. 175)* wordt de klep geopend bij lang
indrukken.
Paniekfunctie – bestemd om in noodge-
vallen de aandacht van anderen te trekken.
Als u de toets ten minste 3 seconden lang
ingedrukt houdt of tweemaal achtereen bin-
nen 3 seconden indrukt, worden de richting-
aanwijzers, de interieurverlichting en de cla-
xon geactiveerd.
*
160
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
U kunt deze functie met dezelfde toets weer
uitschakelen, als de functie minimaal
5 seconden actief geweest is. Anders wordt
deze functie na ca. 3 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Gerelateerde informatie
•
Transpondersleutel met sleutelblad (p.
157)
•
PCC* - unieke functies (p. 161)
•
Vergrendelen/ontgrendelen - vanaf de
buitenkant (p. 172)
Transpondersleutel - bereik
De functies van de transpondersleutel (p. 157)
zijn tot op ca. 20 meter afstand van de auto te
gebruiken.
Als de auto niet reageert bij bediening van
een toets – probeer het dan op minder grote
afstand opnieuw.
N.B.
De functies van de transpondersleutel kun-
nen worden gestoord door radiogolven in
de omgeving, gebouwen, topografische
omstandigheden e.d. De auto kan altijd
worden vergrendeld/ontgrendeld met het
sleutelblad, Afneembaar sleutelblad - por-
tier ontgrendelen (p. 164).
Als u de transpondersleutel uit de auto neemt
terwijl de motor loopt of sleutelstand (p. 70) I
of II actief is en alle portieren worden geslo-
ten, verschijnt er een waarschuwingsmelding
op het informatiedisplay van het instrumen-
tenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
Als de transpondersleutel weer in de auto is,
verdwijnen de melding en het geluidssignaal
wanneer aan een of meer van de onder-
staande voorwaarden is voldaan:
•
de transpondersleutel in het contactslot
wordt gestoken.
•
de rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
•
de knop OK is ingedrukt.