De stoelophanging verstellen
Het aantal stoelveren kan worden veranderd om een
optimaal rijcomfort te verkrijgen. Zware bestuurders
kunnen meer veren gebruiken op oneffen terrein.
Minder veren hoeven te worden gebruikt door lichte
gebruikers en bij maaien op egale en goed aangelegde
gazons. Zorg altijd ervoor dat het aantal veren links en
rechts gelijk is als u veren toevoegt en verwijdert.
Figuur 28
1. Bout
2. Veer
Er kunnen maximaal vijf veren worden bevestigd aan
de stoelsteun met een moer en een bout, zie Figuur 28.
Raadpleeg de onderdelenhandleiding voor
de onderdeelnummers van de veren en de
bevestigingselementen.
Rijhendels afstellen
De hoogte instellen
De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld
volgens de wensen van de bestuurder.
1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendels is
bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm
(Figuur 29).
2. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen.
Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 29).
Opmerking: De rijhendels kunnen ook aan de
buitenzijde van de schacht worden gemonteerd.
G010484
3. Moer
4. Extra montage-openingen
1. Schacht van
bedieningsarm
2. Rijhendel
3. Stel vervolgens ook de andere rijhendels af.
Hoek van rijhendels verstellen
De hoek van de rijhendels kan worden versteld volgens
de wensen van de bestuurder.
1. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendels
is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm.
2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels
naar voren of naar achteren kunt bewegen
(Figuur 29). Draai de moeren aan om de rijhendels
vast te zetten in de nieuwe stand.
3. Stel vervolgens ook de andere rijhendels af.
24
1
2
3
G010229
Figuur 29
3. Bovenste opening, met
sleuf
4. Bout
Figuur 30
4
G010337