Aftakasschakelaar uitschakelen
Figuur 20
Het Veiligheidssysteem
WAARSCHUWING
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
• De parkeerrem in werking is gesteld.
• de maaimessen zijn uitgeschakeld.
• De rijhendels in de neutraalstand staan.
Het veiligheidssysteem zorgt ook ervoor dat de motor
wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in de neutrale
vergrendelstand staan met de parkeerrem ingeschakeld
of wanneer u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de
messen zijn ingeschakeld.
Veiligheidssysteem testen
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende Service Dealer.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking en schakel de aftakas in.
Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet
gaan draaien.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking en schakel de aftakas uit.
G009174
20
Verplaats één van de rijhendels (naar voren of naar
achteren). Probeer de motor te starten; de motor
mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere
rijhendels.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet
de rijhendels in de neutraalstand. Start de motor.
Laat de motor lopen en zet de parkeerrem vrij,
schakel de aftakasschakelaar in en kom iets overeind
uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet
de rijhendels in de neutraalstand. Start de motor.
Als de motor loopt, centreert u de rijhendels en
beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor
moet nu stoppen.
Vooruit en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te
verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol
gas draaien.
VOORZICHTIG
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en
schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.