1
2
Figuur 14
1. Aan
De contactschakelaar
bedienen
1. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start
(Figuur 15). Laat het sleuteltje los zodra de motor
aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 5 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
doorbranden.
Opmerking: Er kunnen meerdere startpogingen
nodig zijn als u de motor voor de eerste keer
start nadat er helemaal geen brandstof in het
brandstofsysteem heeft gezeten.
Figuur 15
2. Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor
af te zetten.
G008959
2. Uit
G008947
De motor starten en stoppen
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel (Figuur 16).
2. Zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand
(Figuur 16).
3. Stel de parkeerrem in werking (Figuur 16); zie
Parkeerrem in werking stellen.
4. Zet de aftakasschakelaar in de stand Uit (Figuur 16).
5. Zet de gashendel op CHOKE voordat u een koude
motor start.
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft
u de choke niet te gebruiken.
1
3
5
6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start
(Figuur 15). Laat het sleuteltje los zodra de motor
aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 5 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
doorbranden.
Opmerking: Er kunnen meerdere startpogingen
nodig zijn als u de motor voor de eerste keer
18
2
4
G010080
Figuur 16