Inhoudsopgave
Advertenties
• C
ONTROLELAMP OLIEDRUK
De controlelamp (ref. paragraaf 4.3.1 Operatief paneel) gaat aan om de bediener te
verwittigen dat de oliedruk van de motor onder het voorgeschreven peil is. Als ze
tijdens het rijden aangaat, moet u onmiddellijk de motor stoppen en het volgende
controleren:
1. Oliepeil van de motor (zie "Controle oliepeil" paragraaf 6.3.4.1 Motorolie).
• B
RANDSTOF
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet droog komt te staan. In dit geval kan lucht in
het brandstoftoevoersysteem komen en moet het worden ontlucht.
Controleer het brandstofpeil volgens de aanwijzingen in paragraaf 6.3.1.
Om persoonlijke letsels te vermijden:
‐
Controleer verdachte lekken met behulp van een stuk karton of hout.
Gebruik uw handen niet of andere lichaamsdelen. In geval van verwondin‐
gen, te wijten aan de ontsnappende vloeistof, onmiddellijk een arts raadple‐
gen. De vloeistof kan gangreen of ernstige allergische reacties veroorzaken.
‐ Controleer brandstoflekkage uit de buizen of pijpen van de brandstofinjectie.
Om de lekken te controleren een veiligheidsbril of andere oogbescherming
dragen.
• K
LEUR UITLAATGAS
Als de motor binnen de grenzen van het nominaal vermogen draait:
‐
De kleur van het uitlaatgas is neutraal;
‐
Als de grens van het nominaal vermogen een weinig wordt overschreden kan
de kleur enigszins veranderen terwijl de grens van het nominaal vermogen ech‐
ter constant blijft;
‐
Als de motor ononderbroken draait met een donkere gasuitlaat kan dit zware
schade veroorzaken.
• S
TOP ONMIDDELLIJK DE MOTOR INDIEN
‐
het toerental plots omhoog of omlaag gaat;
‐ u opeens ongewone geluiden hoort;
‐ de uitlaatgassen plots donker zijn;
‐ De controlelamp van de oliedruk aangaat.
MUKC25060316
C
OMPACTE DUMPER
:
KC250 ‐ K
UBOTA
43
Advertenties
Inhoudsopgave
