Welke kleppen?
Stand van de kleppen A, B, C, D en
afsluiters
Klep A
Klep B
Klep C
Klep D
Vloeistofafsluiter
Afsluiter aanzuiggasleiding
Afsluiter hogedruk-/lagedrukgas
AANDACHT
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moet worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven
stroomschema
vacuümdrogen" op pagina
10.4.5
Lektest
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN 378-2:
1
Vacuümlektest:
1.1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7 kPa (5 Torr).
1.2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
1.3 Als de druk stijgt, kan het systeem vocht (zie vacuümdrogen
hieronder) of lekken bevatten.
2
Druklektest:
2.1 Breek het vacuüm door met stikstofgas een druk te creëren tot
een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
2.2 Test
op
lekken
met
leidingverbindingen.
2.3 Verwijder alle stikstofgas.
AANDACHT
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepsop, aangezien dit de
flaremoer kan doen barsten (zeepsop kan zout bevatten,
en dit absorbeert vocht, dat kan bevriezen wanneer de
leiding koud wordt), en/of corrosie van de flare-
verbindingen kan veroorzaken (zeepsop kan ammonia
bevatten, wat een corrosief effect veroorzaakt tussen de
messing flaremoer en de koperen flare).
10.4.6
Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1
Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde van
–100,7 kPa.
2
Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3
Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet
1 uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
4
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk
van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot al het vocht
verwijderd is.
5
De afsluiters van de buitenunit kunnen nu worden geopend en/
of u kunt extra koelmiddel bijvullen. Zie
op pagina
31.
RWEYQ8+10T8Y1B
VRV-W IV-Systeem airconditioner
4P399208-3 – 2015.01
Stand van de kleppen
Luchtdichtheidstest uitvoeren en
vacuümdrogen (Klep A moet altijd
gesloten zijn. Anders loopt het
koelmiddel uit de unit.)
Gesloten
Open
Open
Open
Gesloten
Gesloten
Gesloten
(zie
"10.4. Lektest
18).
een
bellentestoplossing
op
"16. Koelmiddel vullen"
INFORMATIE
Het is mogelijk dat de druk in de koelmiddelleiding niet
stijgt na het openen van de afsluiter. Dit kan o.a. te wijten
zijn aan een gesloten expansieklep in het circuit van de
buitenunit, maar dit stelt geen probleem voor de goede
werking van de unit.
AANDACHT
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moet worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders
"10.4. Lektest en vacuümdrogen" op pagina 18
voor meer informatie.
11. Leidingisolatie
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
en
Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
Gebruik hittebestendig polyetheenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyetheenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperatu
ur
≤30°C
>30°C
Op de isolatie kan condens ontstaan.
Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat
de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit
worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
alle
onderstaande afbeelding.
12. Waterleidingwerkzaamheden
De waterleiding van deze buitenunit is bestand tegen een
waterdruk van 1,96 MPa.
De aansluiting van de leiding op de unit is van roestvrij staal.
Wanneer een waterleiding uit een ander materiaal dan roestvrij
staal wordt aangesloten, kan leiden tot corrosie van de leiding.
Neem de vereiste voorzorgsmaatregelen, bijvoorbeeld door de
aansluiting op de waterleiding te isoleren.
De aansluitpoort van de waterleiding bevindt zich op de voorkant
van de unit. De aansluitpoorten van de afvoerleiding bevinden
zich op de voor- en de achterkant van de unit. Als u de
aansluitpoort op de achterkant wil gebruiken, verwijder er dan
de plug uit en sluit de poort op de voorkant er goed mee af.
Omdat de buitenunit binnenshuis moet worden geïnstalleerd,
moeten de leidingen zo worden aangelegd dat er geen water op
de unit kan lopen.
De zijdelingse lengte van de afvoerleiding moet kort zijn
(maximaal 400 mm) en moet naar beneden aflopen.
De diameter van de afvoerleiding moet minstens even groot zijn
als de diameter van de afvoeraansluiting op de unit (1/2B).
De diameter van de waterleiding moet minstens even groot zijn
als de diameter van de wateraansluiting op de unit (1-1/4).
Vochtigheid
Minimumdikte
75% tot 80% RV
15 mm
≥80% RV
20 mm
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19