1.54
Ultra
Comfortabel klimaat in exclusieve ruimten
Installatie- en bedrijfshandleiding
16
9. Montage condensaatafvoer (bij Ultra voor koelen)
9.1 Aanleggen van condensaatleidingen
Neem bij het bouwzijdig aanleggen van condensaatleidingen het volgende
in acht:
• Condensaatverzamelleidingen moeten een passende binnendiameter
hebben.
• Ze moeten met afschot voor een onbelemmerde afvoer worden gelegd.
Zie voor verdere aanwijzingen ten aanzien van onderhoud, opvoerhoogte
etc. de aparte handleiding voor de condensaatpomp.
9.2 Aansluiting van de condensaatpomp
De Ultra voor koelen is uitgerust met een condensaatbak waarin
condensaat uit de aangezogen lucht wordt verzameld. Dit wordt door de
condensaatpomp weggezogen en via een aan de perszijde aan te sluiten
slang afgevoerd. Afhankelijk van de bouwkundige omstandigheden kan
het water naar afvoerleidingen met bijv. een sifonaansluiting worden
geloosd. Een vlotterschakelaar bewaakt het waterpeil en schakelt de
condensaatpomp (zie ook bijgevoegde aparte handleiding) bij overschrijding
in. Het condensaat wordt afgevoerd. Als er sprake is van een storing in de
condensaatafvoer, wordt een alarmcontact geactiveerd.
9.2.1 Ultra zonder gemonteerde KaControl-module
circulatielucht
Wij raden aan om bij het bereiken van het maximale condensaatniveau het
koelen automatisch te beëindigen om overlopen van de condensaatbak te
voorkomen.
Ultra koelen
Condensaatpomp
Vlotterschakelaar
Plaatsing leidingen condensaatpomp
Ultra-ventilatormotor
Kabel met stekker
condensaatpomp
Klemmendoos
(extern)
Voeding
Alarmcontact