Informatie in een positiemelding bewerken
1 Selecteer Info > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Wijzigen.
• Selecteer Naam om de naam van het schip in te
voeren.
• Selecteer Symbool om een nieuw symbool te
selecteren, indien beschikbaar.
• Selecteer Opmerking om een opmerking in te
voeren.
• Selecteer Sporen om een lijn weer te geven die het
spoor van het schip aangeeft als uw marifoon de
positie van het schip bijhoudt.
• Selecteer Lijn van spoor om een kleur voor de lijn
van het spoor te kiezen.
Een oproep met een positiemelding verwijderen
1 Selecteer Info > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Wis rapport.
Sporen van schepen weergeven op de kaart
U kunt in sommige kaartweergaven de sporen weergeven
van alle schepen waarvan u de positie bijhoudt.
Standaard geeft een zwarte lijn het pad van het schip,
een zwarte stip elke eerder gemelde positie van een schip
waarvan u de positie bijhoudt en een blauwe vlag de
laatst gemelde positie van het schip aan.
1 Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave Menu
> Lagen > Overige schepen > DSC > DSC-sporen.
2 Selecteer het aantal uren dat schepen waarvan u de
positie bijhoudt worden weergegeven op de kaart.
Als u bijvoorbeeld 4 uur selecteert, worden alle punten
van sporen (van minder dan vier uur oud) voor
bijgehouden schepen op de kaart weergegeven.
Persoonlijke standaardoproepen
Wanneer u de kaartplotter aansluit op een Garmin
marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter
gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke
standaardoproepen.
Wanneer u een persoonlijke standaardoproep uitvoert
vanaf de kaartplotter, kunt u het gewenste DSC-kanaal
selecteren voor de communicatie. De marifoon verzendt
dit verzoek tegelijk met uw oproep.
Een DSC-kanaal selecteren
OPMERKING: De keuze van een DSC-kanaal is beperkt
tot de kanalen die beschikbaar zijn op alle
frequentiebanden. Het standaardkanaal is 72. Als u een
ander kanaal selecteert, gebruikt de kaartplotter dat
kanaal voor alle volgende oproepen, totdat u een oproep
uitvoert via een ander kanaal.
1 Selecteer Info > DSC-lijst.
2 Selecteer een schip of een station dat u wilt oproepen.
64
3 Selecteer Bekijk > Oproepen met radio > Kanaal.
4 Selecteer een beschikbaar kanaal.
Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren
OPMERKING: Als u een oproep start vanaf de
kaartplotter, ontvangt de marifoon geen oproepgegevens
als er geen MMSI-nummer in de marifoon is
geprogrammeerd.
1 Selecteer Info > DSC-lijst.
2 Selecteer een schip of een station dat u wilt oproepen.
3 Selecteer Bekijk > Oproepen met radio.
4 Selecteer indien nodig Kanaal en selecteer een nieuw
kanaal.
5 Selecteer Verzend.
De kaartplotter verzendt informatie over de oproep
naar de marifoon.
6 Voltooi de oproep op uw Garmin VHF radio.
Een individuele routineoproep voor een AIS-doel
1 Kies een AIS-doel in een kaart of 3D-kaartweergave.
2 Selecteer AIS-schip > Oproepen met radio.
3 Selecteer indien nodig Kanaal en selecteer een nieuw
kanaal.
4 Selecteer Verzend.
De kaartplotter verzendt informatie over de oproep
naar de marifoon.
5 Voltooi de oproep op uw Garmin VHF radio.
Meters en grafieken
De meters en grafieken geven informatie over de motor
en de omgeving. Om de informatie te kunnen bekijken,
moet u een compatibele transducer of sensor op het
netwerk hebben aangesloten.
De meters bekijken
1 Selecteer OneHelm™ A/V, Meters.
2 Selecteer een meter.
3 Selecteer
of
om een andere meterpagina te
bekijken.
De gegevens op een meter aanpassen
1 Druk in een meterscherm lang op een meter.
2 Selecteer Vervang gegevens.
3 Selecteer een gegevenstype.
4 Selecteer de gegevens die u wilt weergeven.
Meters en grafieken