Een bewakingszone inschakelen
U kunt een bewakingszone inschakelen om u te
waarschuwen als een object een opgegeven gebied rond
uw boot binnenkomt.
Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone.
Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen, moet u
eerst een bewakingszone inschakelen
bewakingszone inschakelen, pagina
U kunt een cirkelvormige bewakingszone definiëren die
uw boot volledig omsluit.
1 Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone >
2 Selecteer de locatie van de cirkel van de buitenste
bewakingszone.
3 Selecteer de locatie van de cirkel van de binnenste
bewakingszone om de breedte van de bewakingszone
te bepalen.
Een gedeeltelijke bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen, moet u
eerst een bewakingszone inschakelen
bewakingszone inschakelen, pagina
U kunt ook de grenzen opgeven van een bewakingszone
die uw boot niet volledig omsluit.
1 Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone >
2 Versleep de hoek van de buitenste bewakingszone
3 Selecteer Hoek 2.
4 Selecteer de hoek van de binnenste bewakingszone
om de breedte van de bewakingszone te bepalen.
5 Selecteer OK.
MARPA
Met Mini-automatic Radar Plotting Aid (MARPA) kunt u
doelen identificeren en traceren. De functie wordt
voornamelijk gebruikt om aanvaringen te voorkomen. Om
MARPA te kunnen gebruiken moet u eerst een MARPA-
52
(Een
52).
> Cirkel.
(Een
52).
> Hoek 1.
tag aan een object toewijzen. De radar volgt automatisch
het gelabelde object en geeft u informatie over dat object,
waaronder het bereik, de peiling, snelheid, GPS-koers,
het moment waarop dat object het dichtst bij u was en het
tijdstip daarvan. MARPA geeft de status van elk gelabeld
object aan (zoeken, verloren, volgen of gevaarlijk) en de
kaartplotter kan een waarschuwingssignaal geven als het
object uw veiligheidszone binnenkomt.
Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor
zijn verbonden en moet een actief GPS-signaal
beschikbaar zijn. De koerssensor moet het NMEA 2000
parametergroepsnummer (PGN) 127250 of het NMEA
0183-uitvoertelegram HDM of HDG aanleveren.
Symbolen voor zoeken met MARPA
Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde
groene cirkels stralen golven vanuit het doel uit
als de radar op het doel is gericht.
Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft
de locatie van het doel aan waarop de radar is
gericht. Een groene stippellijn die aan de cirkel
vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de
grond of de GPS-koers van het doel aan.
Gevaarlijk doel binnen bereik. Een rode cirkel
knippert bij het doel terwijl er een waarschu-
wingssignaal klinkt en een melding wordt
gegeven. Nadat het alarm is bevestigd, geeft
een effen rode punt met daaraan een rode stip-
pellijn de locatie en de geprojecteerde koers
over de grond of de GPS-koers van het doel
aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar is
uitgeschakeld, knippert het doel maar gaat er
geen waarschuwingssignaal af en wordt er
geen melding gegeven.
Doel is verdwenen. Een effen groene cirkel met
een X erin geeft aan dat de radar niet op het
doel kon worden vastgezet.
.
Dichtstbijzijnd punt van nadering en tijd tot
dichtstbijzijnd punt van nadering voor een
gevaarlijk doel.
MARPA-doelen automatisch ontvangen
U kunt MARPA-doelen automatisch ontvangen op basis
van MotionScope, bewakingszones of grenzen.
1 Selecteer in een radarscherm Menu > Lagen >
Overige schepen > MARPA > Auto ontvangen.
2 Selecteer
en pas extra instellingen aan (optioneel).
Een MARPA-tag aan een object toewijzen
Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor
zijn verbonden en moet een actief GPS-signaal
beschikbaar zijn. De koerssensor moet het NMEA 2000-
parametergroepsnummer (PGN) 127250 of het NMEA
0183-uitvoertelegram HDM of HDG aanleveren.
1 Selecteer een object of locatie in een radarscherm.
2 Selecteer Bepaal doel > MARPA-doel.
Radar