5.5 Pyloon
n de pyloon zijn de motor en de elektronische controller ondergebracht. Die zorgen voor
het aandrijvingsvermogen. Bovendien zijn verschillende beveiligingsfuncties geïnteg-
reerd:
1. Temperatuurbeveiliging: Als de motor te warm wordt, vermindert de motorcontroller
het vermogen van de aandrijving tot er een temperatuurevenwicht is tussen warmte
die ontstaat en warmte die wordt afgevoerd. Boven een kritieke temperatuur stopt de
motor en in het display verschijnt de foutcode E02 of E08.
2. Onderspanningsbeveiliging: Als de spanning kleiner is dan 18 V (Cruise 2.0) / 36 V
(Cruise 4.0), schakelt de motorcontroller de aandrijving uit om een diepteontlading
van de batterijen te verhinderen. In het display verschijnt de foutcode E06.
3. Blokkeerbeveiliging: Als de propeller geblokkeerd is of klem zit, zou de synchroon-
motor te veel stroom opnemen. In dat geval wordt de motor ter beveiliging van de
elektronica, de motorwikkeling en de propeller binnen een paar honderdsten van se-
conden uitgeschakeld. Nadat de blokkering is opgelost, kan de motor opnieuw worden
ingeschakeld. In geval van een blokkering verschijnt in het display de foutcode E05.
4. Kabelbreukbeveiliging: Als de verbindingskabel beschadigd is, d.w.z. als de verbinding
met de gasbediening is onderbroken, start de motor niet of stopt hij. Er verschijnt een
foutcode in het display.
5. Versnellingscontrole: De veranderingssnelheid, waarmee het toerental van de propel-
ler zich aan de veranderde gaspositie aanpast, is begrensd om mechanische aandrij-
vingsonderdelen te beschermen en korte stroompieken te vermijden.
• Bij storingen in de werking van de motor verschijnt er een foutcode in
De vin ondersteunt stuurbewegingen en beschermt de propeller bij bodemcontact.
• Laat de motor uitsluitend lopen, terwijl de propeller zich onder water be-
• Na gebruik moet de motor steeds uit het water worden genomen. Dat
76
het display. Als de storing is opgelost, kan de motor vanuit de stoppositie
opnieuw worden gestart. Beschrijvingen en details vindt u in par. 5.3.4.
vindt. Bij werking in de lucht worden de asdichtingsringen, die de motor
aan de tandwielas afdichten, beschadigd. Bij langere werking in de lucht
kan de motor zich ook zelf oververhitten.
kan via het kantelmechanisme van de spiegelbevestiging gebeuren.