STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING
1
Hoogte- en diepteafstelling
Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in
de gewenste stand.
Druk daarna de hendel voorbij het zware
punt om het stuurwiel te blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
1.48
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
Rijd niet met een slecht opgeladen accu.
Het gevaar bestaat dat de besturing niet
goed werkt.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Bij het snel draaien van het stuurwiel is
het normaal dat u een geluid hoort.
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.