THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING
2
3
4
12
1
11
10
9
8
7
Bedieningsknoppen
1 en 5 Luchttemperatuur.
2, 3 en 4
Automatische programma's.
6 Verdeling van de lucht in het interieur.
7 Ontdooien/verwarmen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
8 Functie "helder zicht".
9 Luchtkringloop.
10 Airconditioning.
11 Ventilateursnelheid
12 Display.
3.4
(1/4)
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
5
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de aircondi-
6
tioning en de luchttemperatuur. Hierbij kunt
u kiezen uit drie programma's:
AUTO: optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op de toets 3.
SOFT: dempt het bereiken van de gewen-
ste temperatuur. De gewenste temperatuur
wordt rustiger en stiller vastgehouden. Druk
op de toets 2.
FAST: versterkt de werking van het systeem
om de gewenste temperatuur snel te berei-
ken. Gebruik dit programma als er passa-
giers achterin zitten. Druk op de toets 4.
Regeling van de temperatuur
Gebruik een van de toetsen 1 of 5 voor het
verhogen of verlagen van de temperatuur.
Door langer dan 2 secondes te drukken op
de toets 3 wordt de temperatuur voor de
passagier gelijk aan die van de bestuurder.
Bijzonderheid: ingesteld op de uiterste
waarden zorgt het systeem voor een maxi-
male productie van warme of koude lucht
(weergave "LO" en "HI" op het scherm 12).
Uitschakelen van het systeem
Druk een paar keer op de onderkant van de
knop 11 tot het systeem stopt. Om het weer
te starten drukt u op de bovenkant van de
schakelaar 11 of op een van de schake-
laars 2, 3 of 4.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.