VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING
De schakelaar 3 dient voor de verstelling
van de rugleuning en de schakelaar 4 dient
voor de verstelling van de zitting.
De knoppen 2, als de auto hiermee is uitge-
rust, dienen voor het opslaan in het geheu-
gen van de gekozen stand (raadpleeg de
volgende bladzijde).
Zitting verstellen:
– Zitting vooruit of achteruit schuiven
Beweeg de schakelaar 4 naar voren of
naar achteren.
– Achterkant van de zitting hoger of
lager zetten
Beweeg de achterkant van de schake-
laar 4 omhoog of omlaag.
– Voorkant van de zitting hoger of lager
zetten
Beweeg de voorkant van de schakelaar 4
omhoog of omlaag.
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen:
Zet de hendel 5 lager voor een steviger on-
dersteuning en hoger voor een zwakkere.
1.20
1
2
4
Rugleuning verstellen:
Om de helling van de rugleuning te ver-
stellen, beweegt u de bovenkant van de
schakelaar 3 naar voren of naar achteren.
Stoelverwarming
(afhankelijk van auto)
Draaiende motor, draai de knop 1 in één van
de standen 1, 2 of 3 (afhankelijk van de ge-
wenste temperatuur). Een controlelampje
licht op het instrumentenpaneel op zodra de
verwarming van een van de voorstoelen in
werking is.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
3
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
5