POMPSET VOOR DE BANDEN
C
1
10
Als de band correct is opgepompt:
– stop de set;
– draai de twee pompaansluitingen 8 en 10
voorzichtig los;
– schroef de aansluiting 10 op de fles
zonder daarbij product te morsen;
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
(3/5)
– Plak het etiket met de rijvoorschriften,
onder de fles 1, op een voor de bestuur-
der zichtbare plaats op het dashboard.
– berg de set op;
– na het eerste oppompen lekt de band nog
steeds, het is van groot belang een stuk
te rijden om het gat te dichten;
– rijd direct weg en rijd met een snelheid
tussen 20 en 60 km/h om het product ge-
lijkmatig in de band te verdelen en stop
na 3 kilometer om de spanning van de
band te controleren;
– als de spanning van de band hoger is dan
8
1,3 bar, corrigeer deze dan op de voor-
geschreven waarde (raadpleeg de sticker
op de zijkant van het bestuurdersportier),
als dit niet zo is, neem dan contact op
met een merkdealer: de reparatie is niet
mogelijk.
N.B.: na gebruik van de pompset, moet u bij
een dealer de pompslang en de fles met het
reparatieproduct laten vervangen.
Voorzorgsmaatregel bij het gebruik van
de set
De set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
5.5