Kinderveiligheidssyste‐
men
9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐
giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabellen 3 64.
Airbag deactiveren 3 59, airbagstic‐
ker 3 55.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐
ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde zit‐
plaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-beugels
● Bevestigingsriem aan de boven‐
kant
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet. Afhankelijk van de maat
van het kinderveiligheidssysteem
kunnen er maximaal drie exemplaren
op de achterzitplaatsen 3 64 wor‐
den vastgezet.
Stoelen, veiligheidssystemen
ISOFIX-beugels
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX-bevestigings‐
beugels. ISOFIX-veiligheidssyste‐
men voor specifieke auto's worden in
de ISOFIX-tabel aangeduid met
3 64.
ISOFIX-bevestigingsbeugels zijn
aangeduid met een label op de rug‐
leuning.
Een i-Size-kinderveiligheidssysteem
is een universeel ISOFIX-kindervei‐
ligheidssysteem volgens UN-bepa‐
ling 129.
61