176
Rijden en bediening
Druk op V, de huidige instelling ver‐
schijnt op het Driver Information Cen‐
ter. Druk herhaaldelijk op V om de
gevoeligheid van het systeem te wij‐
zigen. De geselecteerde instelling
verschijnt ook op het Driver Informa‐
tion Center.
De bestuurder alarmeren
Het groene controlelampje voor 'voor‐
ligger gedetecteerd' A licht groen op
in de instrumentengroep wanneer het
systeem een voorligger heeft waar‐
genomen.
De controlelamp A wordt geel wan‐
neer de afstand tot een voorligger te
kort wordt of wanneer u een ander
voertuig te snel nadert.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te al‐
len tijde volledig verantwoordelijk
voor het op een veilige afstand vol‐
gen van de voorligger, volgens de
betreffende verkeersregels, het
weer en de toestand van de weg.
Wanneer de tijd tot een mogelijke bot‐
sing met een voorligger te kort wordt
en een botsing onvermijdelijk lijkt,
verschijnt er een waarschuwingssym‐
bool in het Driver Information Center.
Ook wordt er een rode LED-streep op
de voorruit in het gezichtsveld van de
bestuurder geprojecteerd.