136
Klimaatregeling
Ontwasemen en ontdooien
● Druk op V: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur in
hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar
wens openen en op de zijruiten
richten.
Airconditioning
Behalve de bedieningselementen
voor het verwarmings- en ventilatie‐
systeem kunnen de volgende functies
via het airconditioningssysteem wor‐
den geregeld:
A/C : Koeling
4 : Luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 39, Stoel‐
verwarming ß 3 50, Geventileerde
stoelen A 3 51, Verwarmd stuurwiel
A 3 79.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
aanjager van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de bui‐
tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.