Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren
● Bandenspanning en -staat
3 229, 3 265.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus
3 208.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐
ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐
len en veiligheidsgordels 3 35,
3 43, 3 53.
● Werking van remsysteem (bij
lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.
Motor starten
● Contactsleutel: zet de sleutel in
stand 2.
Aan/Uit-knop: druk gedurende
enkele seconden op
Engine Start/Stop totdat de
groene LED brandt.
● Stuurwiel iets verdraaien om het
stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐
bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
Kort en bondig
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: wacht tot het
controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Contactslot: draai de sleutel naar
stand 3 en laat deze los.
Aan/Uit-knop: druk op
Engine Start/Stop en laat deze
los.
Motor starten 3 150.
17