■ Uw schouders zo dicht mogelijk
naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in dat
u het stuurwiel gemakkelijk met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver ach‐
teroverhellen. De aanbevolen hel‐
lingshoek bedraagt maximaal
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 79.
■ Zithoogte zo instellen, dat u
rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen.
Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreedte ruimte
zitten. Uw dijen dienen licht op de
zitting rusten, zonder druk uit te oe‐
fenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 37.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen
3 43.
Stoelverstelling
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd
kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Stoelen, veiligheidssystemen
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten. Pro‐
beer de stoel heen en weer te bewe‐
gen om na te gaan of deze op zijn
plaats zit.
39