20
Kort en bondig
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐
daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak:
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Zet de schakelhendel op neutraal.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de controlelamp D.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen.
De controlelamp D dooft.
Auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak:
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd, wat aangegeven
wordt door controlelamp D.
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor op‐
nieuw te starten. Controlelampje D
dooft.
Stop-startsysteem 3 138.
Parkeren
9 Waarschuwing
■ Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek
de handrem aan zonder op de
ontgrendelingsknop te drukken.
Op een aflopende of oplopende
helling zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐
dieningskracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.