220
Verzorging van de auto
Kies
■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot drie inzittenden.
■ Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
■ Max voor volledige belading.
TPMS-sensoren koppelen
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. De identificatiecode
moet aan de positie van een nieuw
wiel worden gekoppeld nadat de wie‐
len zijn geroteerd of alle wielen zijn
verwisseld en als een of meer TPMS-
sensoren zijn vervangen. De TPMS-
sensoren moeten ook worden gekop‐
peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
de TPMS-sensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een TPMS-in‐
leergereedschap in de volgende volg‐
orde gekoppeld aan de wielposities:
voorwiel linkerzijde, voorwiel rechter‐
zijde, achterwiel rechterzijde en ach‐
terwiel linkerzijde. De richtingaanwij‐
zer in de huidige actieve stand wordt
verlicht totdat de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap. U hebt
2 minuten voor het koppelen van de
positie van het eerste wiel en
5 minuten voor het koppelen van de
positie van alle vier wielen. Bij het
overschrijden van deze tijd stopt het
koppelen en moet u opnieuw begin‐
nen.
Koppel de TPMS-sensoren als volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische ver‐
snellingsbak: zet de keuzehendel
in P.
Bij auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: Rempedaal in‐
trappen en vasthouden. Breng en
houd de keuzehendel
5 seconden in stand N tot P wordt
weergegeven op het DIC. P geeft
aan dat het koppelen van de
TPMS-sensoren gestart kan wor‐
den.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer Neu‐
traalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatie- menu
voertuig ? op het DIC te selec‐
teren.
5. Draai het stelwieltje om naar het
bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
Baselevel-display en Midlevel-
display: