160
Rijden en bediening
Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook ge‐
deactiveerd maar de snelheidslimiet
wordt opgeslagen voor de volgende
activering van de snelheidsbegren‐
zer.
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 meter di‐
rect voor u bevinden.
Een voorligger wordt aangegeven
door controlelamp A.
Als u een voorliggend voertuig te snel
nadert, hoort u een waarschuwings‐
geluid en verschijnt er een optische
waarschuwing op de voorruit.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing niet met V ge‐
activeerd is.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u, als deze niet is gedeac‐
tiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het
systeem instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden in‐
gesteld.
Druk op V, de huidige instelling ver‐
schijnt op het Driver Information Cen‐
ter (DIC). Druk opnieuw op V om de
gevoeligheid van het systeem te wij‐
zigen.