136
Rijden en bediening
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem tijdens de eerste ritten niet te
krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en olie‐
dampen van het uitlaatsysteem rook‐
vorming veroorzaken. Parkeer de
auto na de eerste rit een tijdje in de
open lucht en adem de dampen niet
in.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het roetfilter wellicht vaker
geregenereerd.
Dieselpartikelfilter 3 142.
Autostop is wellicht niet mogelijk wan‐
neer de accu wordt opgeladen.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
0 = contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, als
het contact van tevoren aan was
1 = accessoirestand: Stuurslot los‐
gezet, sommige elektrische func‐
ties werken, contact is uit
2 = contactstand: Contact is aan, die‐
selmotor gloeit voor. Controle‐
lampen lichten op en de meeste
elektrische functies werken
3 = motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
werken totdat het bestuurdersportier
geopend wordt of ten laatste
10 minuten nadat het contact is uit‐
gezet:
■ elektrisch bediende ruiten
■ stekkerdozen
■ elektrisch zonnedak
Het Infotainmentsysteem blijft van
stroom voorzien en zal 30 minuten
blijven werken of tot de sleutel uit de
contactschakelaar wordt gehaald, on‐
afhankelijk of er een portier geopend
wordt of niet.