24
Sleutels, portieren en ruiten
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets c om alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankklep te ontgrende‐
len. Als u het contact aanzet, wordt
het vergrendelingssysteem uitge‐
schakeld.
Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken.
U kunt de bagageruimte en de tank‐
klep niet openen. Schakel de ontste‐
king in om het vergrendelingssys‐
teem te deactiveren 3 27.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste
vergrendelingsknop, maar niet bij het
bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. Tank‐
klep en achterklep kunnen niet wor‐
den vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat alle portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Bovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat ze het bestuurdersportier
of alle portieren opent nadat het con‐
tact is uitgeschakeld en de contact‐
sleutel werd verwijderd (handmatige
transmissie) of wanneer de keuze‐
hendel in de P-stand wordt geplaatst
(automatische transmissie).
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 115.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.