Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den boven 60 km/u en wanneer een
wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook her‐
kent, dan wordt de controlelamp )
geel en knippert deze. Tegelijkertijd
hoort u een geluidssignaal.
Deactivering
U deactiveert het systeem door op de
toets ) te drukken. De deactivering
wordt aangegeven door een tekst op
het Driver Information Center.
Bij snelheden onder 60 km/u werkt
het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning System
werkt mogelijkerwijs niet goed wan‐
neer:
■ de voorruit niet schoon is
■ de omgevingsomstandigheden on‐
gunstig zijn, zoals harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of schadu‐
wen
■ geen wegbelijning kan worden her‐
kend
Herkent het Lane Departure Warning
System één van deze omstandighe‐
den, dan wordt het controlelampje )
geel.
U ziet bovendien een waarschu‐
wingscode of waarschuwingsmelding
op het Driver Information Center.
Rijden en bediening
Brandstof
Brandstof voor
benzinemotoren
Alleen loodvrije brandstoffen gebrui‐
ken die voldoen aan DIN EN 228
Gelijkwaardig genormeerde brand‐
stoffen met een ethanolgehalte van
max. 10 vol % mogen ook worden ge‐
bruikt. Gebruik in dat geval alleen
brandstof die voldoet aan DIN 51625.
Brandstof met het aanbevolen oc‐
taangetal gebruiken 3 221. Het ge‐
bruik van brandstof met een te laag
octaangetal resulteert mogelijk in een
lager motorvermogen en motorkop‐
pel en kan een lichte stijging van het
brandstofverbruik tot gevolg hebben.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een
te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
161
.
1)