Cruisecontrol
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
ca. 30 tot 200 km/u opslaan en aan‐
houden. Bij het op- en afrijden van
hellingen zijn afwijkingen van de op‐
geslagen snelheid mogelijk.
Om veiligheidsredenen kan de cruise
control pas worden ingeschakeld na‐
dat het rempedaal eenmaal werd be‐
diend. Activeren in de eerste versnel‐
ling is niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Bij een automatische versnellingsbak
activeert u de cruise control alleen in
de automatische modus.
Controlelamp m 3 102.
Inschakelen
Druk bovenaan op tuimelschakelaar
m, controlelampje m wordt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m brandt groen. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen
snelheid aangehouden.
Bij auto's met een dieselmotor kan
van versnelling veranderd worden
terwijl de cruise control geactiveerd
is.
Rijden en bediening
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar
RES/+: de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het
stelwiel naar RES/+ te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Deactivering
Druk op toets y, controlelampje m
wordt wit. De cruise control is gedeac‐
tiveerd.De opslagen snelheid wordt
aangehouden.
Automatisch uitschakelen:
■ de rijsnelheid is lager dan ca.
30 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
157