160
Rijden en bediening
Voorzichtig
De sensor werkt eventueel minder
goed wanneer deze bijv. met ijs of
sneeuw zijn bedekt.
De parkeerhulpsystemen werken
bij een zware belading eventueel
minder goed.
Bij grotere voertuigen (bijv. of‐
froad-voertuigen, minivans, be‐
stelauto's) is er sprake van bijzon‐
dere omstandigheden. De objec‐
therkenning in het bovenste deel
van deze voertuigen kan niet wor‐
den gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐
tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp voorkomt geen
botsingen met objecten buiten het
detectiebereik van de sensoren.
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
De sensor kan een niet-bestaand
voorwerp (storingsecho) herkennen
als gevolg van akoestische of me‐
chanische invloeden van buitenaf.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning System
houdt via een frontcamera de belij‐
ning in het oog van de rijstrook waarin
u rijdt. Het systeem detecteert veran‐
deringen van rijstrook en waarschuwt
u met visuele en akoestische signa‐
len wanneer u onbedoeld van rij‐
strook verandert.
De criteria voor een onbedoelde ver‐
andering van rijstrook zijn:
■ geen gebruik van de richtingaan‐
wijzers
■ geen gebruik van het rempedaal
■ geen gebruik van het gaspedaal of
snelheidsverhoging
■ geen actieve stuurbeweging
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
Activering
U activeert het Lane Departure War‐
ning System door de toets ) in te
drukken. De brandende LED in de
toets geeft aan dat het systeem is in‐
geschakeld. Wanneer de controle‐
lamp ) in de instrumentengroep
groen brandt, is het systeem klaar
voor gebruik.