130
Verlichting
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ Alle schakelaars
■ Driver Information Center
■ Portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden
wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Binnenverlichting
■ Instrumentenverlichting
■ Grondverlichting
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is. De in‐
terieurverlichting wordt geactiveerd
wanneer u in deze periode het be‐
stuurdersportier opent.
De koplampen, achterlichten, achter‐
uitrijlichten en kentekenverlichting
blijven een instelbare tijd branden
wanneer u de auto verlaat.
Inschakelen
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
4. Richtingaanwijzerhendel naar
u toe trekken.
5. Bestuurdersportier sluiten.
Wordt het bestuurdersportier niet ge‐
sloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
U kunt de activering, deactivering en
duur van deze functie veranderen in
het menu Instellingen op het
Info-display. Persoonlijke instellingen
3 115.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Ontlaadbeveiliging van
accu
Laadfunctie afgestemd op accu
Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbare laadstroom en een op‐
timale vermogensverdeling van de
dynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder
het rijden leegraakt, worden de vol‐
gende systemen automatisch in twee
fasen afgebouwd en ten slotte uitge‐
schakeld: