Een obstakel wordt weergegeven
door een zoemer. De geluidssignalen
volgen elkaar sneller op naarmate de
afstand tot het obstakel afneemt. Is
de afstand kleiner dan 30 cm, dan
klinkt er een continu geluidssignaal.
Als de r-knop een keer wordt inge‐
drukt binnen een contactcyclus, wordt
de parkeerhulp vooraan altijd op‐
nieuw ingeschakeld wanneer de
voertuigsnelheid onder een bepaalde
waarde komt.
Deactivering
Toets r indrukken om het systeem
uit te schakelen.
De LED in de toets dooft en u ziet
Parkeerhulp uit op het Driver Informa‐
tion Center.
Bij een bepaalde snelheid wordt het
systeem automatisch gedeactiveerd.
Storing
In geval van een systeemstoring
brandt r of ziet u een melding op
het Driver Information Center.
Daarnaast zal r gaan branden of
wordt er boordinformatie weergege‐
ven op het Driver Information Center
als er door tijdelijke omstandigheden,
zoals dichtgesneeuwde sensoren,
een systeemstoring wordt waargeno‐
men.
Boordinformatie 3 107.
Belangrijke tips voor het gebruik
van parkeerhulpsystemen
9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐
terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
Rijden en bediening
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen. Indien dergelijke ob‐
stakels de waarnemingszone van
de sensoren verlaten wanneer het
voertuig dichterbij komt, zal er een
continu waarschuwingssignaal
klinken.
159