Brandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 71.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Instrumenten en bedieningsorganen
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Als u op LPG drukt, wordt tussen
rijden op benzine en rijden op vloei‐
baar gas geschakeld zodra de
vereiste parameters (koelvloeistof‐
temperatuur, gastemperatuur en
minimaal motortoerental) zijn bereikt.
Er wordt gewoonlijk aan de vereisten
voldaan na ong. 60 seconden (afhan‐
kelijk van de buitentemperatuur) en
de eerste keer dat stevig op het
gaspedaal wordt gedrukt. De led-
status toont de huidige werkingsmo‐
dus.
Led uit
: rijden op benzine
Led
: voorwaarden voor over‐
knippert
schakelen op rijden op
lpg controleren. Licht op
als aan de voorwaarden
voldaan is.
Led aan : rijden op vloeibaar gas
Led knip‐
: Lpg-tank is leeg of
pert vijf
storing in lpg-systeem. Er
keer en
verschijnt een bericht op
dooft
het Driver Information
Center.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd
als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de lpg-tanks leeg zijn, wordt tot
aan het uitschakelen van het contact
automatisch op benzine overgescha‐
keld.
Bij het automatisch omschakelen van
rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
71