192
Verzorging van de auto
Bevestig de zwengel en draai met
de krik recht onder het hefpunt
totdat het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielbouten los.
6. Verwissel het wiel.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto neer.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij
op dat deze stevig vastzit en haal
de bouten kruislings aan. Het
aanhaalkoppel bedraagt 110 Nm.
10. Verdraai de wieldop van de stalen
velg vóór het aanbrengen zo dat
de ventielopening over het band‐
ventiel valt.
Monteer de wielboutdoppen of de
wieldop op de lichtmetalen velg.
11. Berg het vervangen wiel, het
boordgereedschap 3 175 en de
adapter voor de wielborgbouten
3 52 op en zet ze vast.
12. Controleer de bandenspanning
en het aanhaalkoppel van de wiel‐
bouten van het gemonteerde wiel
zo spoedig mogelijk.
Een beschadigd wiel in de
bagageruimte opbergen
De reservewielhouder is niet gemaakt
voor bandenmaten die afwijken van
die van het reservewiel.
Een beschadigd wiel anders dan het
reservewiel in de bagageruimte plaat‐
sen en vastmaken met een band.
Boordgereedschap 3 175.
Wielen met een bandenmaat tot
195/55 R 16
1. Verwijder de bagageruimte-
afdekking en til de vloer van de
bagageruimte op. Berg beide op
achter de omhoog gezette rugleu‐
ningen van de zitplaatsen
achterin.
2. Draai de vleugelmoer los en neem
de gereedschapskist weg.
3. Plaats het beschadigde wiel
rechtop in de uitsparing voor de
gereedschapskist, met de voor‐
kant naar voren.