Constructie en werking
1.2 Werkingswijze
In de drukvaste aandrijfbehuizing (1, fig. 2,
blz. 7), die tegelijkertijd als oliereservoir
functioneert, zijn behalve het cilinderhuis
(2), de cilinder (5.1) en de stelzuiger (5.2),
ook de motor (6.1), de pomp (6.2) en de
magneet-stuurventielen (6.4) ingebouwd.
De door de motor (6.1) aangedreven olie-
pomp (6.2) transporteert persolie via de te-
rugslagklep (6.3) en de stuurklep (6.4) in de
betreffende cilinderkamer. De magneetven-
tielen zijn stroomloos gesloten (NC) en ge-
opend zolang het uitgangssignaal van de
regelaar actief is. Bij het bereiken van de
eindstanden of bij overschrijding van de
nom. kracht van de aandrijving door exter-
ne krachten, wordt de motor uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de aan-
drijvingen zonder, of met 1 of 2 drukveren
(5.7, 5.8) uitgevoerd. Bij de typen 3274-
11, -12, -15, -16 en -21 t/m -23 verzorgt
de motor de beweging in één richting, de
veren zorgen voor de beweging in de ande-
re richting.
Apparaten met elektrische handbediening
hebben twee drukknoppen voor het in- of
uitschuiven van de membraanstang.
Bij de mechanische handbediening is het
basisapparaat uitgebreid met een overbren-
ging. Een naar buiten uitgevoerde zeskant
dient voor de borging van de mechanische
handverstelling en daarmee, in combinatie
met de bedieningsknop op de bovenzijde
van de aandrijving, voor het openen en slui-
ten van het regelventiel.
Uitvoeringen met een veiligheidspositie heb-
ben een veergeheugen en een extra veilig-
heids-magneetventiel dat bij de onderbre-
king van de voeding opent en de drukka-
mer ontlast. Het veergeheugen brengt de
6
EB 8340 NL
klep van het regelventiel in de veiligheidspo-
sitie. De werkingsrichting "membraanstang
in- of uitgaand" wordt bepaald door de po-
sitie van de veren.
1.3 Extra elektrische uitrusting
Alle elektrische optionele apparatuur is in
de aansluitkast (3) ondergebracht. Voor be-
diening van de schakel- en meldelementen
wordt de slag van de membraanstang via
een tandheugel omgezet in een draaibewe-
ging, die op de as wordt opgenomen. De
aandrijvingen kunnen ook naderhand met
deze toebehoren worden uitgerust. De maxi-
male uitrusting vindt u in de tabel in par.
4.2.
Elektrische klepstandsteller
Klepstandstellers vergelijken het van een
elektrisch regelsysteem komende stelsignaal
van 4(0) ... 20 mA of 0(2) ... 10 V– met de
slagproportionele stand van een potentiome-
ter en sturen als regeluitgang een driepunts-
regelsignaal uit.
Elektrische standmelder
Via een potentiometer van 0...1000 Ω
wordt bij de uitvoering met driepuntsaanstu-
ring een uitgangssignaal van 0(4) ... 20
mA of 0(2) ... 10 V proportioneel aan de
slag uitgestuurd.
Potentiometer
De aandrijvingen kunnen met twee potentio-
meters worden uitgerust. Via een as wordt
een segmenttandwiel aangedreven. Een
eenvoudig omstelbare overbrenging met
een dubbel rondsel waarborgt voor de