Instelling extra apparatuur
5. Tandsegment en tandwiel in deze posi-
tie vasthouden en daarna de as met po-
tentiometer P1 met een schroevendraai-
er geheel naar rechts verdraaien tot de
aanslag.
6. Potentiometer P1 van de aanslag af
draaien, tot de gewenste aanvangs-
waarde van het uitgangssignaal op het
meetinstrument wordt aangewezen.
7. Regelventiel in de open stand brengen,
op het meetinstrument moet de eind-
waarde van het uitgangssignaal wor-
den aangewezen. Wanneer deze waar-
de niet klopt, dan moet via de insteller
Span out de eindwaarde worden bijge-
steld. Bij een inschuivende membraan-
stang neemt het terugmeldsignaal toe.
Wanneer een signaal met dalende ka-
rakteristiek wordt gewenst, dan moeten
de witte en groene aansluitaders op de
potentiometer onderling worden verwis-
seld.
4.2.3 Potentiometer
Afhankelijk van de uitvoering kan de aan-
drijving met een of twee potentiometers (fig.
11) zijn uitgevoerd. Bij aandrijvingen met
klepstandsteller of standmelder is een van
beide potentiometers (P1) voor de interne te-
rugmelding; de weerstandswaarde daarvan
kan niet voor signaleringsdoeleinden naar
buiten worden gevoerd.
Potentiometer P1:
1. Membraanstang tot aan de aanslag in
het regelventiel uitschuiven.
2. Afhankelijk van de nom. slag (15 resp.
30 mm) het segmenttandwiel zodanig
op de as verdraaien, dat de marke-
18
EB 8340 NL
ringspijl boven het ingrijppunt van de
tandwielen ligt (fig. 11).
3. Tandsegment en tandwiel in deze posi-
tie vasthouden en daarna de as met po-
tentiometer P1 met een schroevendraai-
er geheel naar rechts verdraaien tot de
aanslag.
Potentiometer P2:
Deze potentiometer wordt via het rondsel
van de potentiometer P1 aangedreven; er
resulteren tegengestelde weerstandswaar-
den. Instelling als hiervoor bij P1 beschre-
ven, maar as bij het vasthouden van het
tandsegment en tandwiel op de aanslag
naar links instellen.
4.2.4 Eindschakelaar
Het schakelpunt van de optionele eindscha-
kelaar is traploos instelbaar (fig. 12) binnen
het slagbereik.
Elektrische eindschakelaars
4
Regelventiel in gewenste schakelpositie
brengen en instelschroef verdraaien, tot
de schakelnok de rol bereikt en de micro-
schakelaar omschakelt. Eventueel de
aandrijving iets terug bewegen en con-
troleren, of het schakelpunt bij de gewen-
ste schakelpositie is bereikt.
Inductieve eindschakelaars
Bij het gebruik van de inductieve contacten
moeten in het uitgangscircuit scheidings-
schakelversterkers conform EN 50 227 wor-
den opgenomen.
4
Regelventiel in gewenste schakelpositie
brengen en instelschroef verdraaien, tot
de kam het contact activeert.