ventiel ingesteld op 4...12 mA en het twee-
de regelventiel op 12...20 mA).
Opmerking split-range bedrijf:
Om overlapping van de ventielen bij de in-
stelling te voorkomen, moet een dode band
conform fig. 9 van bijv. ± 0,5 mA worden
aangehouden. Ventiel 1 moet dan van 11,5
... 4 mA worden ingesteld, en ventiel 2 van
12,5 ... 20 mA ; overeenkomstige waarden
gelden voor V-ingangssignalen.
Instelschakelaars
De instelschakelaars (fig. 10) bevinden zich
op de afdekplaat van de elektronica-een-
heid. Deze worden toegankelijk nadat de
beide schroeven van het deksel aan de zij-
kant worden losgedraaid en het deksel
wordt weggenomen.
Opgelet!
Apparaat staat onder spanning!
Via de serieschakelaar SW kunnen m.b.v.
de schakelaars SW 1 t/m 4 de volgende
functies worden vastgelegd:
Voorrangschakeling – SW 1
Wanneer op de klemmen 82 en 83 een
aangesloten extern contact wordt gesloten,
gaat de membraanstand onafhankelijk van
het actieve ingangssignaal naar een van de
als volgt ingestelde eindposities:
SW 1 op on → membraanstang ingaand.
SW 1 op off → membraanstang uitgaand.
Waneer het contact over de klemmen 82 en
83 weer wordt geopend, dan bepaalt het
regelsignaal van het regelsysteem weer de
ventielstand.
Instelling extra apparatuur
De functie voor de mechanische veilig-
heidspositie wordt bij de overeenkomstig uit-
gevoerde aandrijvingen door de voorrang-
schakeling niet beïnvloed.
Werkingsrichting – SW 2
SW 2 op on <> met toenemende gewenste
waarde uitgaande membraanstang SW 2
op off >> met toenemende gewenste waar-
de ingaande membraanstang.
Uitgangssignaal – SW 3 en 4
Afhankelijk van de aansluiting op de klem-
men 31, 32 en 33
SW 3 en 4 op on — 4 ... 20 mA resp. 2 ...
10 V
SW 3 en 4 op off — 0 ... 20 mA resp. 0 ...
10 V
Belangrijk: Beide schakelaars SW 3 en SW
4 moeten in dezelfde positie staan.
Schakelaar SW
on
off
1
Zero
in
60
40
80
20
100
Uitgangssignaal
Aanvangsbereik
Standterug-
(nulpunt)
Fig. 10 ⋅ Insteller
2
3
4
Span
Span
in
out
Eindwaarde
(bereik)
melding
EB 8340 NL
15