Cabine verwarmen
1.
Draai de draairegelaar (3) om de gewenste
temperatuur in te stellen.
Draai de draairegelaar (3) tot tegen de rechter
aanslag om het grootst mogelijke
verwarmingsvermogen te verkrijgen.
2.
Draai de ventilatieregeling (1) in één van de
trappen 0 – 3.
(0 = ventilator uit; 3 = ventilator op vol vermogen)
3.
Open de uitstroomopeningen voor frisse lucht.
4.
Stuur de luchtstroom via de uitstroomopeningen
voor frisse lucht in de gewenste richting.
Cabine koelen
1.
Draai de draairegelaar (3) tegen de klok in om het
grootst mogelijke koelvermogen te verkrijgen.
2.
Draai de ventilatieregeling (1) in één van de
trappen 0 – 3.
(0 = ventilator uit; 3 = ventilator op vol vermogen)
3.
Open de uitstroomopeningen voor frisse lucht.
4.
Stuur de luchtstroom via de uitstroomopeningen
voor frisse lucht in de gewenste richting.
Airconditioning in-/uitschakelen
1.
Schakel de schakelaar (2) in om de airconditioning
in te schakelen (De airconditioning is ingeschakeld
als op de schakelaar het groene lampje brandt).
2.
Draai de ventilatieregeling (1) in één van de
trappen 0 – 3.
(0 = ventilator uit; 3 = ventilator op vol vermogen)
3.
Open de uitstroomopeningen voor frisse lucht.
4.
Stuur de luchtstroom via de uitstroomopeningen
voor frisse lucht in de gewenste richting.
5.
Schakel de schakelaar (2) uit om de airconditioning
uit te schakelen (De airconditioning is uitgeschakeld
als op de schakelaar het groene lampje uitgaat).
82
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
Opbouw en functie
1
2
Afb. 5-34: Ventilatie-elementen
3
V-MIX Drive
117013